De Duitse arts Ludwig Hopf (1838-1924) schreef onder het pseudoniem Philander diverse sprookjes, waaronder het hieronder weergegeven sprookje Electra, in 1892., drie jaar vóór de ontdekking der röntgenstralen. Het gaat over een eenvoudige huisarts die een middel vindt om mensen doorzichtig te maken. Het sprookje is in 1893 vertaald in het Nederlands verschenen in de bundel Medische sprookjes bij Adriani in Leiden. Die vertaling treft u in hieronder aan. 'Qualle' is hier wat ongelukkig vertaald met 'zeester'.
ELECTRA.
EEN NATUURKUNDIG-DIAGNOSTISCH SPROOKJE UIT
DE TWINTIGSTE EEUW.
Tegen het einde van de twintigste eeuw practiseerde er in het dorpje Buchenheim in 't Hessenland, een jonge arts met name Dr. Redelijk, aan wien het lot, niettegenstaande hij zeer vlijtig en zeer bekwaam was, zich niet van zijne meest lachende zijde had leeren kennen. Met het hoofd vol gewichtige plannen, had hij zich, na afgelegd staatsexamen en na gehuwd te zijn in de hoofdstad van het land gevestigd; maar het geluk waarvan hij gedroomd had liet zich wachten omdat hij geene invloedrijke kennissen in de stad bezat en te trotsch was om naar de toenmalige zede dagelijks zichzelven in de meest gelezen couranten aan te prijzen. Door den nood gedrongen had hij voor korten tijd de hoofdstad moeten verlaten en had hij zich elders als gemeentearts tegen een vast salaris gevestigd. Maar ook daar scheen hem het ongeluk te vervolgen. Want juist bij den eersten invloedrijken zieke, die hem geroepen had en door wiens spoedig herstel hij zich de achting en het vertrouwen der geheele gemeente hoopte te verwerven, was hij, zelfs na acht dagen, nog niet tot eene besliste diagnose gekomen. Dit was evenwel niet de schuld van den dokter, integendeel, deze lag voor het grootste gedeelte aan den patiënt zelf, want de weleerwaarde dominee was een zeer eigenzinnig mensch, die den jongen arts zijne taak op geen enkele manier gemakkelijk maakte.
Voor ongeveer veertien dagen had de dominee eene vergadering van ambtsbroeders in de hoofdstad bijgewoond, en hij had zich daarbij wat heel rijkelijk te goed gedaan aan ham en rijnwijn. Eenige dagen later kreeg hij pijn in den buik en stekingen in al zijne leden, die van dag tot dag erger werden, niettegenstaande hij op aanraden van zijne echtgenoote eene aanzienlijke hoeveelheid lindebloesemthee had gedronken. »Het helpt allemaal niets," had eindelijk zijne vrouw gezegd. »Je moet den jongen dokter laten komen, want het is duidelijk dat dit niet je gewone zinkings zijn."
De dokter was gekomen, had den zieke ondervraagd, betast, beklopt, beluisterd en eindelijk aan mevrouw, die hem tot in de zijkamer uitgeleide deed, gezegd dat hij geloofde dat haar echtgenoot leed aan trichinen. Hij had er bijgevoegd, geheel beslist durf ik mijn diagnose eerst dan maken, wanneer men mij vergunt een heel klein stukje vleesch uit zijn lichaam te snijden, teneinde dat microscopisch te onderzoeken. Wees zoo goed uwen invloed te gebruiken om dominee tot dezen weinig ingrijpenden maatregel over te halen."
Maar voor zoo iets was onze dominee niet te vinden: »Ik wil liever sterven dan dat ik mij levend laat villen," hoorde de dokter hem in zijn bed roepen. Er bleef dus den arts niets over dan zich, nadat hij een verzachtend middeltje had voorgeschreven, te verwijderen en te hopen, dat de zieke met den tijd wel tot andere gedachten zou komen. Deze bleef echter bij zijn weigering, niettegenstaande hij van dag tot dag verergerde.
»Indien ik den dominee niet bewijzen kan dat ik gelijk heb, zal hij ten slotte twee, drie andere doctoren laten komen, die op mij uit de hoogte neerzien en dan is het met mijne positie, die trouwens omdat men mij elk halfjaar kan opzeggen, zoo wankel staat, voor goed uit.
Onder zulke treurige gedachten liep de jonge dokter op zekeren avond weer de straat af naar Zijne woning. Naar rechts noch links ziende was hij zonder het te merken zijn huis voorbijgeloopen en het dorp uit naar buiten. Het schemerde reeds, de donkere schaduwen breidden zich met elk oogenblik dieper over het dal uit en nog steeds wandelde de diepbedroefde op den bekenden weg verder. Ach, zuchtte hij, terwijl hij zich afgemat op een bank liet vallen, indien ik toch een middel wist de menschen zoo doorzichtig te maken als een zeester.
Nauwelijks had hij deze woorden gezegd of hij zag van den kant des wouds een lichtende kogel op zich toekomen. Deze straalde in schoonen, blauw-witten glans en bewoog zich huppelend en dansend door de lucht zonder den grond aan te raken. Hij werd naarmate hij nader kwam grooter, en begon in vorm meer en meer op een kegel te gelijken ; hij zette zich allengs in lengte en breedte uit en eensklaps stond in een tooverachtig licht een liefelijk vrouwelijk wezen voor hem, zoo doorzichtig dat hij het landschap achter haar duidelijk kon onderscheiden.
»Schrik niet," aldus sprak zij hem aan. »Ik ben Electra, de geest der twintigste eeuw, en gekomen om je te helpen." — »Mij helpen ?" vroeg de dokter ongeloovig. »Ik ben een van de ongelukkige wezens die van den beginne af door het lot aan kant worden gezet opdat anderen gemakkelijk den weg naar roem en geluk zouden kunnen afleggen."
»Laster niet, o, blindgeborene," antwoordde Electra. »Ook aan uwe wieg heeft eens een goede fee gestaan. Zij heeft u tot op dezen dag op uwen levensweg vergezeld, en daar uw proeftijd heden ten einde is, heeft zij mij opgedragen u te verkondigen, dat uw naam als een der roemrijksten en der besten in het gedenkboek der menschheid zal worden vereeuwigd."
»Onbegrijpelijk! Hoe moet ik dat opvatten?" riep de jonge arts verbaasd.
»Wat den stervelingen onbegrijpelijk is, is den geesten zoo helder als dag," antwoordde Electra vol vuur. »Door een enkel woord hebt gij den ban opgeheven waaronder de arme menschheid reeds eeuwen heeft gezucht. Hebt gij zoo even den wensch niet uitgesproken dat de mensch zoo doorzichtig mocht zijn als een zeester? Welnu, uw wensch zal vervuld worden, en ik wil u, tot heil der menschheid daartoe de middelen verschaffen. Zie, in deze bus vindt gij alles wat gij noodig hebt. Doch opdat gij ongeloovige allen twijfel zult laten varen, moet ge zelf in mijn bijzijn er een proef mee nemen."
Dit zeggend gaf zij hem de bus en beval hem het deksel er af te nemen. Nu werd de boom waarbij hij stond tot in zijne wortelen en twijgen verlicht als glas waardoor de zonnestralen henenvallen, en hij zag hoe het levenssap in de cellen steeg en daalde, hoe de cellen zich uitzetten en zich deelden, en in bast en merg, korreltje bij korreltje zich aaneenvoegden. »Zijt ge tevreden ?" vroeg Electra, »of verlangt gij nog krachtiger bewijs ?" Daarop bukte zij zich en hield hem een kikvorsch voor, dien zij zooeven in zijne nachtelijke wandeling had gestoord. Wel had de arts in zijn studietijd dikwijls het zwemvliesje van een kikvorsch microscopisch verlicht gezien, en daarbij den bloedsomloop van het dier bewonderd, maar wat beteekende dat in vergelijking van hetgeen nu zijn oog aanschouwde ? Nu toch zag hij in het binnenste van den spartelenden kikvorsch alle organen in hunnen natuurlijken vorm en harmonische beweging; in de kopholte de uitzetting en samentrekking der zenuwcellen, in de borstholte het ademen der longen en het zuigen en persen van het hart; in de buikholte de wormachtige bewegingen van de darmen en de inspanning van de maag om een pas verorberden kever fijn te krijgen. Ja, de sterkte van het licht was zóó groot, dat zelfs het inwendige van den kever — dien hij duidelijk als een groenen zandloopkever herkende — werd verlicht.
Nu was elke twijfel uit de ziel van den jongen onderzoeker verbannen, en een nog nooit waargenomen gevoel van vreugde en trots doorstroomde hem. Snel sloot hij de bus en strekte de rechter hand om de hemelsche geefster voor het heerlijke geschenk te danken. Zij echter verdween even snel als zij was gekomen in een ongestadig, huppelend licht, dat in de duisternis van den nacht zich steeds verder verwijderde en eindelijk als het schijnsel van weerlicht in de verte, boven het bosch verdween.
Indien dokter Redelijk niet het tastbaar bewijs van Electra's verschijning in de hand had gehad, zou hij gedacht hebben dat hij droomde. Nu echter bevleugelde de zekerheid een kostbaren schat te bezitten zijne schreden, om aan zijne vrouw de heugelijke tijding meé te deelen. Deze stond reeds in de deur naar hem uit te zien, maar toen zij zijn van geluk stralend gelaat en schitterende oogen zag, de merkwaardige gebeurtenis vernam en de bus in zijne hand zag, wilde zij hem juichend hunne woning binnentrekken. Hij weerde haar evenwel zacht af en zei: »Laat mij los, vrouwtje lief! Nog heden moet ik mij zekerheid verschaffen of mijn bus ook menschen doorzichtig kan maken."
Daarop snelde hij regelrecht naar de pastorie, vloog de trap op, tot groote verbazing van de vrouw des huizes, die het late bezoek van den dokter niet wist te verklaren en hem daarom sprakeloos aanstaarde. »Laat mij oogenblikkelijk bij den zieke," zei hij. »Ik heb een middel om met zekerheid zijne ziekte te onderkennen, en wanneer dit gebeurd is, beloof ik u dat uw echtgenoot binnen eenige dagen hersteld zal wezen."
»In Gods naam, dan!" antwoordde Mevrouw, en zij deed den dokter de deur open. De zieke was juist uit eene koortsachtige sluimering ontwaakt, en draaide zich verdrietig over de ongewenschte stoornis, op de andere zij. Zonder zich daaraan te storen, verwijderde de dokter het dek en de kleederen van den patiënt, haalde zijn bus te voorschijn en liet het magisch licht op het ontbloote lichaam vallen. En hij had niet een geestdriftig discipel van Aesculaap moeten zijn, indien, hij bij hetgeen hij zag, niet luide had gejuichd ; zijne veronderstelling was juist geweest. In het doorzichtige lichaam van den armen man ontdekte zijn scherp oog ontelbare wormvormige lichaampjes van minieme grootte. Sommigen stonden op het punt door den darmwand te boren, anderen hadden dit werkje reeds achter den rug en liepen onverdroten door het spierweefsel, nog anderen rustten reeds van hunnen arbeid en hadden zich met een rondachtigen cocon omhuld. Twijfel was niet langer mogelijk, en zegepralend kon hij Mevrouw verklaren dat zijne diagnose juist was geweest en dat de kleine bewegelijke diertjes die zij zag inderdaad trichinen waren.
Na eenige inspuitingen van Helminthotoxine, een door de wormpjes zelve uitgescheiden vergif, dat in dien tijd elke arts in eene glycerine-oplossing bezat, kon de zieke, eenige dagen later volkomen hersteld, het bed verlaten.
Het gerucht van die zonderlinge kuur, in het bijzonder van de bus, welker licht den mensch zoo doorzichtig maakte als glas. verbreidde zich al door het geheele land en weldra door mededeelingen in couranten en telegraphische berichten, door de geheele wereld.
Toen het publiek op steeds dringender wijze zijn verlangen te kennen gaf om op de hoogte te worden gebracht aangaande het geheimzinnig middel, moesten eindelijk de professoren en doctoren, die tot hiertoe een hooghartig stilzwijgen hadden bewaard, wel aan dien drang gehoor geven. Zij schreven aan dokter Redelijk en noodigden hem uit op een bepaalden dag voor hen in de hoofdstad te verschijnen. Dokter Redelijk had onderwijl niet stil gezeten. Toen hij den inhoud van de bus op den dag na de eerste proef onderzocht, vond hij tot zijne groote verrassing, dat het hem toevertrouwde lichtmiddel uit zeer eenvoudige stoffen was saamgesteld, zoodat hij zonder eenig bezwaar een tweede bus met dezelfde electrische lichtkracht gereed kon maken. Hij kon dus nu zonder eenigen angst of vrees, in het bewustzijn een middel in de hand te hebben, dat der menschheid van onberekenbaar nut zou zijn, voor de geleerde heeren verschijnen. En toen de eenvoudige, bescheidene man zijne onopgesmukte voordracht over de samenstelling van zijn apparaat had geëindigd en zijn werking op de inmiddels binnengelaten patiënten had aangetoond, ging er een goedkeurend gemompel door de zaal, dat eerst in een vroolijk geroep, en ten slotte in een luidruchtig: »hoerah! hoerah!" overging. Wel verklaarde de geleerde professor Physicus het middel voor zoo belachelijk eenvoudig, dat iedereen het had kunnen vinden, maar hij werd door het geroep »Columbus ! Columbus !" spoedig tot zwijgen gebracht, en nu naderden al de anderen om den genialen uitvinder gelukwenschend de hand te geven. »Wat zou ik niet hebben willen geven indien men mij zulk een middel tot het zichtbaar maken van in het lichaam gedrongene vreemde lichaampjes, aangeboden had!" riep de professor in de chirurgie vol geestdrift. »Er is een nieuwe roemrijke tijd voor ons, medici, aangebroken," verklaarde de beroemde clinicus voor hart- en longziekten, vol vuur. »En voor ons gynaecologen in de eerste plaats," riep de directeur der kliniek voor vrouwen. »Ik duizel van vreugde bij de gedachte dat in het vervolg twijfel aan sommige dingen eene onmogelijkheid zal zijn."
Eindelijk naderde de aanwezige minister dokter Redelijk, gaf den jeugdigen onderzoeker de hand, terwijl hij hem hartelijk gelukwenschte en hem uit naam der regeering beloofde er voor te zullen zorgen, dat hij voor de onbaatzuchtige openbaarmaking van zijn geniaal lichtapparaat, van den staat een geschenk ontving van een millioen. Dokter Redelijk bedankte bescheiden voor dat aanbod, verklarende dat hij door het bewustzijn der menschheid een weldaad te hebben bewezen, reeds meer dan genoeg beloond was.
Hiermee kon een zeker iemand zich echter niet vereenigen, n.l. de jonge mevrouw Redelijk; zij zou .benevens de eer en den roem, ook gaarne het millioentje aangenomen hebben. Toen haar echtgenoot evenwel naar de hoofdstad van het groote Duitsche rijk vertrok en als wereldberoemd arts weldra grooten rijkdom verwierf, verstomden hare klachten en prees zij het lot, dat haar vergunde aan de zijde van zulk een man te leven.
Dokter Redelijk bereikte een hoogen ouderdom, en toen hij eindelijk, levensmoe, de oogen sloot, werd zijn heengaan door het gansche volk betreurd.
Van de geheimzinnige ontmoeting met Electra, heeft niemand, buiten zijne echtgenoote, tijdens zijn leven iets vernomen. Maar met verbazing zagen de duizenden personen van den lijkstoet boven zijn, rijk met bloemen en kransen versierde, kist eene blauwachtig witte vlam zweven, die eerst verdween toen de kist in de groeve werd nedergelaten.
En wat Electra hem eens had voorspeld ging in vervulling. Na zijne begrafenis werd er door den beroemdsten beeldhouwer een standbeeld in marmer gehouwen dat in de »Ruhmeshalle" naast de marmeren gedenkteekens voor andere uitverkoren geesten een plaats werd gegeven.
EINDE.
EEN NATUURKUNDIG-DIAGNOSTISCH SPROOKJE UIT
DE TWINTIGSTE EEUW.
Tegen het einde van de twintigste eeuw practiseerde er in het dorpje Buchenheim in 't Hessenland, een jonge arts met name Dr. Redelijk, aan wien het lot, niettegenstaande hij zeer vlijtig en zeer bekwaam was, zich niet van zijne meest lachende zijde had leeren kennen. Met het hoofd vol gewichtige plannen, had hij zich, na afgelegd staatsexamen en na gehuwd te zijn in de hoofdstad van het land gevestigd; maar het geluk waarvan hij gedroomd had liet zich wachten omdat hij geene invloedrijke kennissen in de stad bezat en te trotsch was om naar de toenmalige zede dagelijks zichzelven in de meest gelezen couranten aan te prijzen. Door den nood gedrongen had hij voor korten tijd de hoofdstad moeten verlaten en had hij zich elders als gemeentearts tegen een vast salaris gevestigd. Maar ook daar scheen hem het ongeluk te vervolgen. Want juist bij den eersten invloedrijken zieke, die hem geroepen had en door wiens spoedig herstel hij zich de achting en het vertrouwen der geheele gemeente hoopte te verwerven, was hij, zelfs na acht dagen, nog niet tot eene besliste diagnose gekomen. Dit was evenwel niet de schuld van den dokter, integendeel, deze lag voor het grootste gedeelte aan den patiënt zelf, want de weleerwaarde dominee was een zeer eigenzinnig mensch, die den jongen arts zijne taak op geen enkele manier gemakkelijk maakte.
Voor ongeveer veertien dagen had de dominee eene vergadering van ambtsbroeders in de hoofdstad bijgewoond, en hij had zich daarbij wat heel rijkelijk te goed gedaan aan ham en rijnwijn. Eenige dagen later kreeg hij pijn in den buik en stekingen in al zijne leden, die van dag tot dag erger werden, niettegenstaande hij op aanraden van zijne echtgenoote eene aanzienlijke hoeveelheid lindebloesemthee had gedronken. »Het helpt allemaal niets," had eindelijk zijne vrouw gezegd. »Je moet den jongen dokter laten komen, want het is duidelijk dat dit niet je gewone zinkings zijn."
De dokter was gekomen, had den zieke ondervraagd, betast, beklopt, beluisterd en eindelijk aan mevrouw, die hem tot in de zijkamer uitgeleide deed, gezegd dat hij geloofde dat haar echtgenoot leed aan trichinen. Hij had er bijgevoegd, geheel beslist durf ik mijn diagnose eerst dan maken, wanneer men mij vergunt een heel klein stukje vleesch uit zijn lichaam te snijden, teneinde dat microscopisch te onderzoeken. Wees zoo goed uwen invloed te gebruiken om dominee tot dezen weinig ingrijpenden maatregel over te halen."
Maar voor zoo iets was onze dominee niet te vinden: »Ik wil liever sterven dan dat ik mij levend laat villen," hoorde de dokter hem in zijn bed roepen. Er bleef dus den arts niets over dan zich, nadat hij een verzachtend middeltje had voorgeschreven, te verwijderen en te hopen, dat de zieke met den tijd wel tot andere gedachten zou komen. Deze bleef echter bij zijn weigering, niettegenstaande hij van dag tot dag verergerde.
»Indien ik den dominee niet bewijzen kan dat ik gelijk heb, zal hij ten slotte twee, drie andere doctoren laten komen, die op mij uit de hoogte neerzien en dan is het met mijne positie, die trouwens omdat men mij elk halfjaar kan opzeggen, zoo wankel staat, voor goed uit.
Onder zulke treurige gedachten liep de jonge dokter op zekeren avond weer de straat af naar Zijne woning. Naar rechts noch links ziende was hij zonder het te merken zijn huis voorbijgeloopen en het dorp uit naar buiten. Het schemerde reeds, de donkere schaduwen breidden zich met elk oogenblik dieper over het dal uit en nog steeds wandelde de diepbedroefde op den bekenden weg verder. Ach, zuchtte hij, terwijl hij zich afgemat op een bank liet vallen, indien ik toch een middel wist de menschen zoo doorzichtig te maken als een zeester.
Nauwelijks had hij deze woorden gezegd of hij zag van den kant des wouds een lichtende kogel op zich toekomen. Deze straalde in schoonen, blauw-witten glans en bewoog zich huppelend en dansend door de lucht zonder den grond aan te raken. Hij werd naarmate hij nader kwam grooter, en begon in vorm meer en meer op een kegel te gelijken ; hij zette zich allengs in lengte en breedte uit en eensklaps stond in een tooverachtig licht een liefelijk vrouwelijk wezen voor hem, zoo doorzichtig dat hij het landschap achter haar duidelijk kon onderscheiden.
»Schrik niet," aldus sprak zij hem aan. »Ik ben Electra, de geest der twintigste eeuw, en gekomen om je te helpen." — »Mij helpen ?" vroeg de dokter ongeloovig. »Ik ben een van de ongelukkige wezens die van den beginne af door het lot aan kant worden gezet opdat anderen gemakkelijk den weg naar roem en geluk zouden kunnen afleggen."
»Laster niet, o, blindgeborene," antwoordde Electra. »Ook aan uwe wieg heeft eens een goede fee gestaan. Zij heeft u tot op dezen dag op uwen levensweg vergezeld, en daar uw proeftijd heden ten einde is, heeft zij mij opgedragen u te verkondigen, dat uw naam als een der roemrijksten en der besten in het gedenkboek der menschheid zal worden vereeuwigd."
»Onbegrijpelijk! Hoe moet ik dat opvatten?" riep de jonge arts verbaasd.
»Wat den stervelingen onbegrijpelijk is, is den geesten zoo helder als dag," antwoordde Electra vol vuur. »Door een enkel woord hebt gij den ban opgeheven waaronder de arme menschheid reeds eeuwen heeft gezucht. Hebt gij zoo even den wensch niet uitgesproken dat de mensch zoo doorzichtig mocht zijn als een zeester? Welnu, uw wensch zal vervuld worden, en ik wil u, tot heil der menschheid daartoe de middelen verschaffen. Zie, in deze bus vindt gij alles wat gij noodig hebt. Doch opdat gij ongeloovige allen twijfel zult laten varen, moet ge zelf in mijn bijzijn er een proef mee nemen."
Dit zeggend gaf zij hem de bus en beval hem het deksel er af te nemen. Nu werd de boom waarbij hij stond tot in zijne wortelen en twijgen verlicht als glas waardoor de zonnestralen henenvallen, en hij zag hoe het levenssap in de cellen steeg en daalde, hoe de cellen zich uitzetten en zich deelden, en in bast en merg, korreltje bij korreltje zich aaneenvoegden. »Zijt ge tevreden ?" vroeg Electra, »of verlangt gij nog krachtiger bewijs ?" Daarop bukte zij zich en hield hem een kikvorsch voor, dien zij zooeven in zijne nachtelijke wandeling had gestoord. Wel had de arts in zijn studietijd dikwijls het zwemvliesje van een kikvorsch microscopisch verlicht gezien, en daarbij den bloedsomloop van het dier bewonderd, maar wat beteekende dat in vergelijking van hetgeen nu zijn oog aanschouwde ? Nu toch zag hij in het binnenste van den spartelenden kikvorsch alle organen in hunnen natuurlijken vorm en harmonische beweging; in de kopholte de uitzetting en samentrekking der zenuwcellen, in de borstholte het ademen der longen en het zuigen en persen van het hart; in de buikholte de wormachtige bewegingen van de darmen en de inspanning van de maag om een pas verorberden kever fijn te krijgen. Ja, de sterkte van het licht was zóó groot, dat zelfs het inwendige van den kever — dien hij duidelijk als een groenen zandloopkever herkende — werd verlicht.
Nu was elke twijfel uit de ziel van den jongen onderzoeker verbannen, en een nog nooit waargenomen gevoel van vreugde en trots doorstroomde hem. Snel sloot hij de bus en strekte de rechter hand om de hemelsche geefster voor het heerlijke geschenk te danken. Zij echter verdween even snel als zij was gekomen in een ongestadig, huppelend licht, dat in de duisternis van den nacht zich steeds verder verwijderde en eindelijk als het schijnsel van weerlicht in de verte, boven het bosch verdween.
Indien dokter Redelijk niet het tastbaar bewijs van Electra's verschijning in de hand had gehad, zou hij gedacht hebben dat hij droomde. Nu echter bevleugelde de zekerheid een kostbaren schat te bezitten zijne schreden, om aan zijne vrouw de heugelijke tijding meé te deelen. Deze stond reeds in de deur naar hem uit te zien, maar toen zij zijn van geluk stralend gelaat en schitterende oogen zag, de merkwaardige gebeurtenis vernam en de bus in zijne hand zag, wilde zij hem juichend hunne woning binnentrekken. Hij weerde haar evenwel zacht af en zei: »Laat mij los, vrouwtje lief! Nog heden moet ik mij zekerheid verschaffen of mijn bus ook menschen doorzichtig kan maken."
Daarop snelde hij regelrecht naar de pastorie, vloog de trap op, tot groote verbazing van de vrouw des huizes, die het late bezoek van den dokter niet wist te verklaren en hem daarom sprakeloos aanstaarde. »Laat mij oogenblikkelijk bij den zieke," zei hij. »Ik heb een middel om met zekerheid zijne ziekte te onderkennen, en wanneer dit gebeurd is, beloof ik u dat uw echtgenoot binnen eenige dagen hersteld zal wezen."
»In Gods naam, dan!" antwoordde Mevrouw, en zij deed den dokter de deur open. De zieke was juist uit eene koortsachtige sluimering ontwaakt, en draaide zich verdrietig over de ongewenschte stoornis, op de andere zij. Zonder zich daaraan te storen, verwijderde de dokter het dek en de kleederen van den patiënt, haalde zijn bus te voorschijn en liet het magisch licht op het ontbloote lichaam vallen. En hij had niet een geestdriftig discipel van Aesculaap moeten zijn, indien, hij bij hetgeen hij zag, niet luide had gejuichd ; zijne veronderstelling was juist geweest. In het doorzichtige lichaam van den armen man ontdekte zijn scherp oog ontelbare wormvormige lichaampjes van minieme grootte. Sommigen stonden op het punt door den darmwand te boren, anderen hadden dit werkje reeds achter den rug en liepen onverdroten door het spierweefsel, nog anderen rustten reeds van hunnen arbeid en hadden zich met een rondachtigen cocon omhuld. Twijfel was niet langer mogelijk, en zegepralend kon hij Mevrouw verklaren dat zijne diagnose juist was geweest en dat de kleine bewegelijke diertjes die zij zag inderdaad trichinen waren.
Na eenige inspuitingen van Helminthotoxine, een door de wormpjes zelve uitgescheiden vergif, dat in dien tijd elke arts in eene glycerine-oplossing bezat, kon de zieke, eenige dagen later volkomen hersteld, het bed verlaten.
Het gerucht van die zonderlinge kuur, in het bijzonder van de bus, welker licht den mensch zoo doorzichtig maakte als glas. verbreidde zich al door het geheele land en weldra door mededeelingen in couranten en telegraphische berichten, door de geheele wereld.
Toen het publiek op steeds dringender wijze zijn verlangen te kennen gaf om op de hoogte te worden gebracht aangaande het geheimzinnig middel, moesten eindelijk de professoren en doctoren, die tot hiertoe een hooghartig stilzwijgen hadden bewaard, wel aan dien drang gehoor geven. Zij schreven aan dokter Redelijk en noodigden hem uit op een bepaalden dag voor hen in de hoofdstad te verschijnen. Dokter Redelijk had onderwijl niet stil gezeten. Toen hij den inhoud van de bus op den dag na de eerste proef onderzocht, vond hij tot zijne groote verrassing, dat het hem toevertrouwde lichtmiddel uit zeer eenvoudige stoffen was saamgesteld, zoodat hij zonder eenig bezwaar een tweede bus met dezelfde electrische lichtkracht gereed kon maken. Hij kon dus nu zonder eenigen angst of vrees, in het bewustzijn een middel in de hand te hebben, dat der menschheid van onberekenbaar nut zou zijn, voor de geleerde heeren verschijnen. En toen de eenvoudige, bescheidene man zijne onopgesmukte voordracht over de samenstelling van zijn apparaat had geëindigd en zijn werking op de inmiddels binnengelaten patiënten had aangetoond, ging er een goedkeurend gemompel door de zaal, dat eerst in een vroolijk geroep, en ten slotte in een luidruchtig: »hoerah! hoerah!" overging. Wel verklaarde de geleerde professor Physicus het middel voor zoo belachelijk eenvoudig, dat iedereen het had kunnen vinden, maar hij werd door het geroep »Columbus ! Columbus !" spoedig tot zwijgen gebracht, en nu naderden al de anderen om den genialen uitvinder gelukwenschend de hand te geven. »Wat zou ik niet hebben willen geven indien men mij zulk een middel tot het zichtbaar maken van in het lichaam gedrongene vreemde lichaampjes, aangeboden had!" riep de professor in de chirurgie vol geestdrift. »Er is een nieuwe roemrijke tijd voor ons, medici, aangebroken," verklaarde de beroemde clinicus voor hart- en longziekten, vol vuur. »En voor ons gynaecologen in de eerste plaats," riep de directeur der kliniek voor vrouwen. »Ik duizel van vreugde bij de gedachte dat in het vervolg twijfel aan sommige dingen eene onmogelijkheid zal zijn."
Eindelijk naderde de aanwezige minister dokter Redelijk, gaf den jeugdigen onderzoeker de hand, terwijl hij hem hartelijk gelukwenschte en hem uit naam der regeering beloofde er voor te zullen zorgen, dat hij voor de onbaatzuchtige openbaarmaking van zijn geniaal lichtapparaat, van den staat een geschenk ontving van een millioen. Dokter Redelijk bedankte bescheiden voor dat aanbod, verklarende dat hij door het bewustzijn der menschheid een weldaad te hebben bewezen, reeds meer dan genoeg beloond was.
Hiermee kon een zeker iemand zich echter niet vereenigen, n.l. de jonge mevrouw Redelijk; zij zou .benevens de eer en den roem, ook gaarne het millioentje aangenomen hebben. Toen haar echtgenoot evenwel naar de hoofdstad van het groote Duitsche rijk vertrok en als wereldberoemd arts weldra grooten rijkdom verwierf, verstomden hare klachten en prees zij het lot, dat haar vergunde aan de zijde van zulk een man te leven.
Dokter Redelijk bereikte een hoogen ouderdom, en toen hij eindelijk, levensmoe, de oogen sloot, werd zijn heengaan door het gansche volk betreurd.
Van de geheimzinnige ontmoeting met Electra, heeft niemand, buiten zijne echtgenoote, tijdens zijn leven iets vernomen. Maar met verbazing zagen de duizenden personen van den lijkstoet boven zijn, rijk met bloemen en kransen versierde, kist eene blauwachtig witte vlam zweven, die eerst verdween toen de kist in de groeve werd nedergelaten.
En wat Electra hem eens had voorspeld ging in vervulling. Na zijne begrafenis werd er door den beroemdsten beeldhouwer een standbeeld in marmer gehouwen dat in de »Ruhmeshalle" naast de marmeren gedenkteekens voor andere uitverkoren geesten een plaats werd gegeven.
EINDE.